Joris Iven

TESTAMENT

 

 

Vrienden, als ik die dag niet meer zie,

als ik sterf voor de bevrijding,

breng me dan naar Anatolië

en begraaf me daar op een kerkhof in een dorp.

 

 

Laat de arbeider Osman, die werd vermoord

               door Hasan Bey, aan mijn ene zijde liggen

en laat Ayse die stierf vóór het kind, dat ze baarde

bij het graan, een maand oud was, aan mijn andere zijde liggen.

 

 

Laat tractoren en liederen aan het kerkhof voorbijtrekken,

de geur van frisse mensen en benzine in de vroege ochtend,

de velden in gemeenschappelijk bezit, water in de greppels,

geen vrees voor droogte, geen vrees voor gendarmes.

 

 

Wij zullen deze liederen niet eens horen,

de doden die gestrekt onder de aarde liggen,

                    ontbinden daar als zwarte takken,

ze liggen onder de aarde, stom, blind, doof.

 

 

Maar ik heb deze liederen gezongen,

                      lang voor ze werden gemaakt,

ik heb de benzinegeur geroken,

lang voor de tractoren werden ontworpen.

 

 

Mijn buren aan beide kanten,

de martelares Ayse, de arbeider Osman,

zij leden aan het grote verlangen in hun leven,

misschien zonder het te weten.

 

 

Vrienden, als ik sterf voor die dag,

- en daar ziet het aardig naar uit -

begraaf me dan op een dorpskerkhof in Anatolië

en als het goed uitkomt,

als er een plataan boven me staat,

dan hoef ik geen grafsteen of zo…

 

 

 

27 april 1953, Sanatorium van Barviha

 

 

 

· Naar introductiepagina

· Bloemlezing eigen  poëzie

· Vertalingen eigen  poëzie

· Vertalingen

· Essays

· Toneel