GEDICHT ALLEEN VOOR NU

 

 

1

 

Vergeet haar: ze zal niet komen,

omdat ze de hele ochtend niet,

de hele dag niet is weggeweest;

ze zal niet komen, omdat ze is

gebleven, de hele ochtend, de

hele dag, hier, alleen maar hier,

naast me, staande bij het raam,

alleen, maar staande bij het raam

is ze gebleven.

 

 

2

 

             Zo zal ze altijd blijven,

zoals ze toen, stil staand, met

twee stappende vingers door

mijn haren ging, zo roekeloos,

zoals toen, zal ze altijd blijven,

zo wijdbeens als de zee breed,

zo golvend als mijn huid haar,

zo zal ze altijd blijven, zo

dichtbij als het ruisen, zo

veraf als de zee, zo zal ze

altijd blijven.

 

 

3

 

 

              En daar, staande

bij het raam, bij de zee,

zegt ze dat ik dat niet zeggen

mag, dat ik daar niet van haar,

nu niet, ooit niet, niet van haar,

als we daar staan, zegt ze,

als we bij het raam, bij

de zee staan, zegt ze,

dat zeg je niet.

 

 

 

 

               Ook vroeger heb ik

gezegd dat het zo nooit eerder

was geweest, maar zoals nu

is het nooit eerder geweest,

zo wijdbeens, zo omarmend,

zo hemelsbreed, het ruisen,

het golven, het missen, haar haar,

mijn huid, zo, heeft ze gezegd

dat het zoals nu niet verder

kan, niet blijven kan, dat het

zo nooit is geweest.

 

 

5

 

 

                   Ik heb haar niet,

en altijd bij me; ik heb haar

twee keer, niet naast me,

en naast me, zoals het ruisen,

zo dichtbij, en zoals de zee,

zo veraf, zoals ze zo roekeloos

kon komen, zo blijft ze.

 

 

6

 

 

Zo sta ik bij het raam, bij

de zee, zoals altijd, is het zo

niet goed, niet goed genoeg,

zoals altijd, gaat het fout, zoals

altijd, het gaat zoals het gaan

moet, behalve met haar en

met mij, het gaat, zoals

het ruisen, eeuwig durend,

zoals het missen, het gaat.

 

 

 

 

· Naar introductiepagina

· Bloemlezing eigen  poëzie

· Vertalingen eigen  poëzie

· Vertalingen

· Essays

· Toneel

Joris Iven