Joris Iven |
DODENWAKE
Al drie nachten lig je in ons huis. Al drie nachten in de kilte van het lichaam. Wenste ik nu na te gaan hoe zeker het was dat ik werd achtergelaten? In het grote donker van de kamer klom ik naast je in ons hoge bed, het bed waarin we hadden liefgehad en geslapen, gehuwd en ongehuwd.
Er lag een halo van kou rond je alsof de boodschappen van het lichaam worden overgebracht naar de dood, terwijl mijn eigen warmte de zilveren witheid aanneemt van een stem die ongebroken door de sneeuw wordt gestuurd alleen om zichzelf te horen in haar helderheid bij het roepen. We waren dan een poosje samen dood, rustig en zwevend onder de vreemde weidse hemel van de opgegeven wereld.
· Essays · Toneel |