Joris Iven |
DE STEM VAN HET ONGEWENSTE MEISJE
Moeder, ik ben degene die je hebt weggestuurd toen de dokter je zei dat ik een meisje zou zijn - Uiteindelijk moesten ze me een spuitje geven om me te doden. Voor ik stierf hoorde ik buiten het verkeer razen, de moesson plonzen, de wind mokken in je geliefde Mumbai – ik had het neonblauw kunnen vastgrijpen dat niemand wilde –
Niemand wilde me aanraken – behalve later in de sectiekamer toen ze wisten dat mijn mond niets meer kon zoeken – en mijn hoofd kon worden gemeten en gebogen en opengesneden. Ik zag eruit als een granaatappel in partjes. De vrucht die je nooit aanraakte. Moeder, ik ben degene die je wegstuurde toen de dokter je zei dat ik een meisje zou zijn - je tweede meisje.
Later, zodra je weer kon, droeg je je grasgroene sari – de oranje stengels van de parijatakbloesem glansden in je haren - Later, glimlachte iedereen.
Maar nu vraag ik je om me te zoeken, moeder, om me te zoeken, want ik zal niet naar je toe komen in je dromen. Zoek me, moeder, zoek, want ik zal nooit een bloem worden. Ik zal nooit een vlinder worden. En ik kom in niemands lied voor. Zoek, moeder, zoek de plek waar je me naar toe stuurde. Zoek het onzegbare, de plek die nooit kan worden beschreven. Zoek me, moeder, want dit is wat jij hebt gedaan. Zoek me, moeder, want dit is niet ‘Gods wil’. Zoek me, moeder, want ik ruik naar formol – ik ruik naar formol en toch wil ik dat je me zou zoeken, moeder.
· Essays · Toneel |