Joris Iven |
HOU JE GOED, KAMERAAD
Hou je goed, kameraad
Je eerste stappen in de wrede nacht Met kloppend hart Een brok in de keel En bloedende ingewanden De angst voor iets, dat niet menselijk is De grenzeloze eenzaamheid En die verschrikkelijke kreet Die door de muren heendringt Om uit je borst te ontsnappen.
Hou je goed, kameraad
Ik ken precies die tien passen Die je, al wachtende, heen en weer loopt Ik ken de taal van de muren Het lijden, daar en wanneer ondergaan De brokken moed Onttrokken aan het pleister en het ijzer Ik weet waaraan je denkt De indeling van de tijd In grote golven van waakzaamheid Waarin bolwerken van hoop ontstaan Je staat, loopt, keert En ademt gretig het licht in, door de tralies Het uur van de morgenstond komt naderbij.
Hou je goed, kameraad
Laat geen hap over Van de soep die je wordt toegeschoven Geen kruimel brood Dek jezelf toe, zo goed als het kan Probeer te slapen Zorg goed voor je kostbare gezondheid Verzamel je krachten Zodat je als een onneembare rots Als gelouterd staal De vijand kan weerstaan Op deze manier Met je trots.
Hou je goed, kameraad
En zonder enige moeite Zal je de zandkastelen zien in elkaar storten En het leger van dwergen op de vlucht zien slaan En het oorlogstuig en de schrikbeelden zien verdwijnen Maar wat belangrijk is: Je zult de eerste straal Van de onontbeerlijke zon zien Die het opleven van de mensen verlicht Op het kruispunt van al die gramschap Het is goed om aan ons land te denken Aan ons volk In die rilling van smartelijke liefde En te kunnen huilen Slechts een enkele traan Tranen van vreugde.
Hou je goed, kameraad
Hef het hoofd op Die pijn die je lichaam doorsnijdt Dat zijn het brood en het zout, die gedeeld worden Dat is de drempel tot de broederschap van mensen Met wonderdadige handen Die steeds sterker worden Het is de muur waarop men slaat Het is een ander lichaam dat wordt gemarteld Het is degene die martelt, die zichzelf verminkt Steeds erger en erger De haat wordt gesmeed op dat aambeeld De honden blaffen rondom De hyena’s stoten hun adem uit Maar de mens die daar uitgestrekt ligt, die daar hangt Gehard tot in zijn merg Hij is de meester en de baas De mens in sterrenglans De mens op de lange tocht Vermeerderd in alle ootmoed van de aarde.
Hou je goed, kameraad
Waar je ook bent Onze harten kloppen gelijk Maar zó precies en sterk Dat niets voortaan Die alarmklok van de naderende gerechtigheid Kan doen stoppen.
· Essays · Toneel |