Joris Iven |
VERDUIVELD, BIJ GOD, HEMELTJE LIEF
Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom. Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder, Ik weet dat ik de roep heb gehoord. Verduiveld! Waar ik was heb ik stil gehuild Toch heb ik daar zo lang gezeten. Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom: Nu kom ik eraan als een watervloed, Maar God! Mijn voeten staan in het zand! Ik weet niet waar ik ben geweest Dat ik me zo zwak voel, lieve hemel! Zo moe. Maar Broeder, Was dat Mankunku’s hoorn? Verduiveld! Mijn ziel schrijnt als een lichaam dat klop heeft gekregen, Toch heb ik dit alles zo lang verdragen. Ik weet niet waar ik ben geweest Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom. Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder ik kom eraan als een storm over het veld, Bij God! Er staan stenen muren voor me! Ik weet niet waar ik ben geweest Dat mijn angst zo sterk is als een wervelwind (zal hij ook zo kortstondig zijn?) Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom. Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder, Was dat Dumiles gedaante? Verduiveld, mijn gedachten bonzen als hartkloppingen, er is geen vrede; En mijn lichaam vol wonden – wanneer zullen zij littekens zijn? – Toch kan ik nog lopen en werken en ook nog lachen. Ik weet niet waar ik ben geweest Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom. Ik weet niet waar ik ben geweest, Maar Broeder, Ik heb een stem als de bliksemende donder boven de bergen. Bij God! Er staan koperen bliksemafleiders voor me! Ik weet niet waar ik ben geweest Dat ik zo diep en diep en diep wanhopig ben Maar Broeder, Ik weet dat ik eraan kom. Ik weet niet waar ik ben geweest Maar Broeder, Was dat Thoko’s stem? Verduiveld, bij God, hemeltje lief!
· Essays · Toneel |