Joris Iven

OVER POEZIE EN VERLANGEN

 

 

Ik was vijftien en keeper bij FC Schoonbeek. Nooit van gehoord? Ik dacht toen wel dat je er nog van zou gaan horen. Jean Nicolaï van Standard Luik zou verbleken bij mijn lenige sprongen naar de winkelhaak. Soms speelde ik ook linksbuiten, snel de lijn langs, een beetje zoals Wilfried Puis bij Anderlecht. En tegelijk reed ik koers, nieuwelingen, juniores.  Bij het vertrek stond ik nonchalant achteraan in de groep. Maar de eerste kilometers spurtte ik door het gras langs de weg al het hele peloton voorbij. En de laatste kilometers was ik nergens meer te bekennen.

Wat is daarvan gebleven? Weinig. Een paar littekens op mijn knieën en een enkel die makkelijk verzwikt bij het joggen. Een regenboogtrui van Rik van Looy die ik in mijn kleerkast bewaar.

 

Een weinig is gebleven. Maar alles kon. Van de smaak van de eerste sigaret, van de avond toen we in het park onder het standbeeld van Shakespeare zaten, van de roes van de wijn, van de lakens die we over onze hoofden trokken, van de eerste snik, van de slechtste gedichten, is een weinig gebleven. We hadden alles.

We hadden alle tijd en een beetje humor, we konden naar de Elzas of naar de Provence gaan, we hadden rododendron in vazen staan, we hadden asperines en vrienden bij de hand, aftershave op het rek, we hadden nog geen tumor en geen kinderen, geen verleden en geen testbeeld op de buis.

Ik dicht over het weinige dat is gebleven of over alles wat kon. Over het verlangen, ja de minste hoop... Dichters dichten sinds Orpheus Eurydice verloor.

 

Ik was vijftien en miste repetitie noch optreden van The Bad Guys: Gianfranco zong, Giovanni drumde en de Belgen lieten hun gitaren loeien. In geen tijd drumde ik ook en naarmate mijn haren langer werden, moesten er meer trommels en cimbalen bij. Je zag me achter de drums niet meer zitten, maar ik had wel een handdoek in mijn nek. Ik had vrienden en we gingen elk weekend uit. We dronken bier, we speelden tafelvoetbal in de cafés. We hadden meisjes, zwartharigen, donkerhuidigen, sproetjesgezichten, blondjes, meisjes met nagellak en lippenstift, meisjes die naar pitchouli geurden...

Wat is daarvan gebleven?  Het ritme, en een beetje verlangen.  Poëzie.

 

We hebben de tijd verloren en het grote verlangen, maar we hebben de poëzie behouden. Poëzie om te oefenen in verliezen en vergeten, in verlangen en bewaren. Poëzie om te herinneren aan wat ons bond en aan wat we onderweg verloren. Poëzie om vast te houden wat ons dierbaar is, één dag liefde en vele dagen van gemis. Poëzie om te verliezen wat ons overtollig lijkt, de geur van regen op het asfalt, een blijvende nacht in een gedicht gevat. Poëzie om wat tijd te bewaren voor als er geen meer over is. Poëzie om aan onze verlangens nog wat te schaven voor we vergeten welke ze waren.

 

 

 

 

· Naar introductiepagina

· Bloemlezing eigen  poëzie

· Vertalingen eigen  poëzie

· Vertalingen

· Essays

· Toneel