Aan mijn grootmoeder
Ik wou je weer tot leven brengen met een zwaluwennest: voor een tijd net zo lang als ik mijn adem kon inhouden zou ik je polsslag voelen als in de knoop geraakt onkruid ontbonden in parels. Het hart zou over de zomer moeten heersen, naklinkend als een sikkel over de noodzaak om het leven zwaar te maken. Ik zou je ogen tot rust brengen met repelzaad, die uitgeholde punten die dichtgaan alsof je oogleden van elkaar waren gescheiden om je de slaap te ontzeggen, stel je het ochtendgloren voor. Ik zou een chrysanten steen in je mouw duwen zonder dat je zou merken hoe ver hij reikt, hij gaat, hij terugkeert. Wanneer het einde van de zomer komt, is hij een seizoen op zichzelf; wanneer jouw tong terug krult als het begraven hoofd van een mus dan zou ik je mond vol stoppen met rijst en mosselen.
· Essays · Toneel |
Joris Iven |